Zo’n 160 km ten Noorden van Jeruzalem, tussen de Golanhoogten en het noorden van Galilea, bevond zich een van de veiligste plaatsen om de Jordaan over te steken. Deze doorgang lag op een van de belangrijkste handelsroutes tussen Damascus en Akko, de Via Maris, terwijl de rivier zelf de natuurlijke grens tussen het koninkrijk Jeruzalem en de wereld van de moslims vormde. Van strategisch groot belang dus. Van oktober 1178 tot april 1179 liet koning Boudewijn IV van Jeruzalem er de burcht bouwen die we vandaag kennen als ‘Chastellet’ of ‘Vadum Iacob’. Deze imposante vesting moest Saladin ervan weerhouden om het koninkrijk van Jeruzalem binnen te vallen. Na een reeks mislukte onderhandelingen arriveerde Saladin op 23 augustus 1179 voor de onafgewerkte burcht, op dat ogenblik in handen van de tempeliers. De muren werden ondermijnd en nauwelijks zeven dagen later trokken de belegeraars door de bressen de burcht binnen om er een slachtpartij aan te richten. Zevenhonderd kruisvaarders werden gedumpt in een massagraf, samen met de kadavers van paarden en muilezels. De put werd gedempt met het puin van de ingestorte muren. De resten bleven onaangeroerd tot aan het begin van deze eeuw. De gehavende beenderen van de tempeliers werden opgegraven en onderzocht door Dr. Piers Mitchell, die doctoreerde over trauma en chirurgie tijdens de kruistochten. Foto: Verwonding door zwaardinslag op de linkerschouder van een tempelier.
Foto: Piers Mitchell
Kommentare